Heelal

LEERLING: De wereld is ook rond.
LEERKRACHT: Is ook rond. Hoe weet je dat zo goed Nordon?
LEERLING: Eh, op televisie gezien.
LEERKRACHT: Heb je dat wel eens gezien? Nou, want weet je, ik eh had hier al een meegenomen, moet je maar eens kijken, dat zei Nordon heel goed, die wereld, of onze aarde, die is rond, en die ziet er dan ook zo uit. Kijk een grote ronde bal. We hadden net al over dat er op aarde ook heel veel water is, nou kijk maar eens hoeveel blauw er is op die aarde, zie je dat? De aarde is eigenlijk meer water nog dan dat er land is. Dit zijn allemaal alle landen, dit zijn de aarde. Hé en nou kan ik deze ook draaien want ik hoorde net al iemand zeggen van ‘ja hij draait rond’, hoe zit dat?
LEERLINGEN (Praten door elkaar) heel langzaam…
LEERKRACHT: Sst luister even naar elkaar. Hoe zit dat dan?
LEERLING: (…) hieronder maar dat komt doordat de aarde draait en dan komt uiteindelijk de zon weer aan de andere kant tevoorschijn.
LEERKRACHT: Heel goed, dus de zon die draait eigenlijk niet, die zon blijft altijd staan. Als dan de aarde gaat draaien en de zon zeg maar staat hier, nou Thijs zou jij dit langzaam willen draaien? Kijk, draai eens?
(Thijs draait de aarde)
LEERKRACHT: Dan gaan wij op een gegeven moment helemaal naar achter, stop maar even. Kijk, dan is hier Nederland maar daar is de zon. Dus dan is het bij ons… helemaal donker, ja dan is het bij ons helemaal donker.
LEERLING: En dan is het bij dat water helemaal is het …
LEERKRACHT: En hier is het dan?
LEERLING EN LEERKRACHT: Licht!
LEERKRACHT: Dus daar is het dan overdag licht, is het overdag, en daar is het dan donker. Hé maar nou vind ik wel iets geks. Ga eens zitten Thijs. Hoe kan het dat wij er niet vanaf vallen dan? Als ik op een bal ga staan dan val ik er zo vanaf, kijk en als je hieronder woont dan moet je er toch vanaf vallen? Hoe zit dat dan?
LEERLING: De wereld is een soort magneet.
LEERKRACHT: Is een soort magneet, heel goed. Kan je ook uitleggen wat een magneet is? Wat doet zo’n magneet dan?
LEERLING: Plakt er aan. Maar als het een (…) dan plakt het niet.
LEERKRACHT: Ja heel goed, je blijft eraan plakken. Ja. En een magneet zorgt ervoor dat wij eigenlijk zeg maar op de aarde blijven plakken. En of je dan dus daar woont, of dat je helemaal daar woont, dat maakt dus eigenlijk helemaal niets uit. Je blijft allemaal gewoon vast zitten.
LEERLING (wijst op bordwisser): Net als dit ding, die plakt toch ook?
LEERKRACHT: Ja, dat is ook een magneet, heel goed. Senne?
LEERLING: Het gaat meer hoe groot de aarde is. Dan kan je er ook niet af vallen.
LEERKRACHT: Omdat ie zo groot is bedoel je. Ja, wij kunnen eigenlijk niet zien dat het rond is hè, als je zo kijkt. Zo lijkt het gewoon allemaal recht. Hé en nou draait hij dus zo helemaal rond. En als ie een keer helemaal rond is geweest dan is het dag, hè het is ochtend, middag, en het wordt langzaam later in de middag..
LEERLING: Hé maar is dit..
LEERKRACHT: Sst en dan wordt het avond, en nacht. En hij is dan net een keer zo helemaal rond geweest, en dat is precies een hele dag en een nacht.
LEERLING: Ja dat zie ik altijd.
LEERKRACHT: Maar de aarde draait niet alleen zo, hij draait ook nog eens een keertje om te zon heen. Als de zon hier staat, dan gaat de aarde ook nog een keertje helemaal zo om de zon heen. En als die dat hele rondje gemaakt heeft, daar doet ie precies een jaar over. Dan is er een jaar voorbij. Dus in één jaar draait de zon.. of de aarde, helemaal een keertje om de zon heen. Dus de aarde draait zelf, zodat het dag en nacht wordt, en de aarde draait nog een keertje om de zon heen.
LEERLING: Je voelt helemaal niks als als de aarde omhoog gaat of zoiets.
LEERKRACHT: Dat draaien bedoel voel je niet helemaal.
LEERLING: Nee.
LEERKRACHT: Ja dat gaat zo langzaam, dat wij daar inderdaad helemaal niets van voelen nee. We kunnen het alleen zien door het licht van de zon, hè, daaraan kan je het zien.
LEERLING: Ik voel het soms een beetje.
LEERKRACHT: Oh ja? Dan ben jij wel een hele gevoelige jongen hoor!
LEERLING: De zon kan ook weggaan, aan eh deze wereld en kan, gaat de maan hier naartoe, en gaat de maan weg, en komt ie hier terug.
LEERKRACHT: De zon.
LEERLING: Ja. Dat is het een mooie dat en wordt het weer een donkere dag.
LEERKRACHT: Ja maar de zon blijft wel altijd staan, dat heeft een beetje te maken met de lucht enzo dat we de zon misschien dan wat minder zien. Maar hij gaat niet weg hoor, de zon staat er nog steeds. Alleen zitten er misschien een heleboel wolken voor.
LEERLING: Alleen is de zon geel.
LEERKRACHT: Ja, dan, kijk als we hem goed kunnen zien, als er dan helemaal geen wolken voor zitten, dan is het een hele vurige bal en dan zie je een beetje dat geel, ja.
LEERLING: Kijk als ie hier is dan is ie geel en als ie daar is dan is ie weer eh…
LEERLING: Juffrouw, weet je wat ik niet snap? (…) dan moet je toch wel iets warms voelen van de zon?
LEERKRACHT: Ja, de ene keer voel je dan ook warmer, en in de zomer bijvoorbeeld, dan hebben we het altijd warmer dan in de winter. En dat heeft er ook weer mee te maken omdat ie om de zon heen draait dus dat de ene keer, hè dan voel je meer de warmte van de zon en de andere keer minder. Dus dat is het verschil met bijvoorbeeld de zomer en de winter.